Terwijl de Corona-crisis nog voortwoekert, presenteert Gert-Jan Ludden vanuit crisisbeheersing zijn eerste (tussentijdse) evaluatieve bevindingen over de aanpak in een lezenswaardig boekwerk. En Ludden kennende, schuwt hij niet de spreekwoordelijke knuppel in het (crisis)hoenderhok te gooien. Het boekwerk leest vrij vlot, is niet al te dik en bevat een aantal constateringen vanuit een meer systematische benadering.
Ludden is zelf al jaren actief in crisisbeheersingsland, heeft ook zeer ruime ervaring in de calamiteitenvoorbereiding in de zorgsector, dus wat mij betreft heeft hij zeker recht van spreken en zijn zijn analyses het lezen en overdenken waard. Bovendien verkeert hij in goed gezelschap; ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft eerder vergelijkbare kritiek geuit over de wijze waarop in Nederland crisisbeheersing is georganiseerd, hoe de aanpak – zeker landelijk – doorgaans verloopt, welke strategieën daarbij doorgaans worden gehanteerd en wat men er uiteindelijk in evaluatieve zin wel of niet van leert. Zijn stelling is dat deze pandemie niet slechts een geïsoleerd fenomeen is; we zitten in een periode van ‘transitie’; een verandering van een tijdperk. Dat raakt daarmee dus ook de gevestigde instituties.
Ludden duidt de huidige crisis als een ‘systeemcrisis’ en stelt daarbij dat de huidige aanpak (die landelijk ook sterk gepolitiseerd is met alle – tussentijdse – gevolgen van dien), in feite niet meer voldoet, waarbij ook naar zijn smaak veel te nadrukkelijk wordt geleund op de wetenschappelijke adviseurs. Wat hem betreft zit dit allemaal de professionalisering van het crisismanagement in de weg en sluit het niet voldoende aan op de (mens) samenleving die we tegenwoordig kennen.
De crisisbeheersing in Nederland is complex georganiseerd. Vanuit mijn vorige functies ben ik daarmee goed vertrouwd. Crises in de zorgsector zijn door de veelheid aan partijen en netwerken en eigenstandige bevoegdheden zo mogelijk nog meer complex (met ook nog es acute zorg en niet-acute zorg), laat staan wanneer dit landelijk (of zelfs internationaal) wordt aangestuurd. Waarbij Ludden stelt: “hoe hoger de opschaling, hoe politieker het wordt”, terwijl bestuurders en politici niet zijn opgeleid als “crisismanagers van dienst”. Dit heeft uiteraard ook fundamentele gevolgen voor de keuzes qua aanpak, alsook de wijze waarop de crisiscommunicatie plaatsvindt. Ludden beargumenteert dat deze aanpak erg aansluit bij de ‘breinmens’ benadering, in plaats dat meer rekening wordt gehouden met de ‘mens-samenleving’, waarbij aspecten meespelen als relatiecommunicatie (in plaats van ‘reputatiecommunicatie’), geestelijk welzijn, menselijk gedrag, acceptatiegraad, eigen handelingsperspectief, veerkracht in de samenleving, betekenisgeving en vertrouwen in overheid.
Ludden doet een aantal handreikingen ter verbetering. Wie hem langer kent en volgt, is op de hoogte van zijn standpunten over het construct ‘veiligheidsregio’ (zonder overigens een waardeoordeel te vellen over de vele mensen die zich daarbinnen dagelijks inspannen!), vanuit slag- en besluitvaardigheid, democratische legitimatie en bestuurlijke inbedding van het construct “veiligheidsregio’ in het Nederlands staatsbestel. Ook heeft Ludden een duidelijke mening over een gewenste herijking van de provinciale laag en het vergroten van de burgerparticipatie in crisismanagement.
Als bestuurskundige met een aantal jaren ervaring in het regionale crisisveld, deel ik hierbij zijn visies ten dele. Het middenbestuur in Nederland is al jaren een lappendeken, zonder dat allerlei functionele en territoriale grenzen netjes op elkaar aansluiten. Dat helpt het crisisbeleid en veiligheidsbeleid zeker niet altijd. Staatsrechtelijk zijn we een gedecentraliseerde eenheidsstaat, waarbij overheidsbevoegdheden en verantwoordelijkheden vanuit veiligheid principieel zo lokaal mogelijk zijn belegd. Tegelijkertijd zijn er de afgelopen jaren sterke centraliseringstendensen op het gebied van veiligheid en crisesaanpak. Dat is maatschappelijk uiteraard verklaarbaar. Maar dat zet dus wel spanning op de onderlinge verhoudingen. Ik heb – in alle oprechtheid – twijfels op de door Ludden gewenste herijking van de provinciale laag hierbij gaat helpen. Daarvoor zijn volgens mij inmiddels teveel regionale netwerken en vervlechtingen ontstaan.
Hamvraag is hierbij natuurlijk: gaan we of blijven we “het Huis van Thorbecke” hierbij respecteren of niet?
En welke rol zou een (vernieuwd en herijkt) middenbestuur in de toekomst beter kunnen vervullen bij de crisisbeheersing?
Een ander interessant aspect had ik hierbij nog wel gevonden, het belichten vanuit de Nederlandse volksaard (bijvoorbeeld in vergelijking met het gedrag in landen als Duitsland of Frankrijk). In hoeverre is “de Nederlander” (die natuurlijk als archetype niet bestaat) bereid directieven en gedragsregels vanuit de overheid opgelegd, na te volgen? Nederlanders hebben doorgaans iets met/tegen ‘leiderschap’. En hoe zit het met de beperking van onze grondrechten? Wat speelt er in breder maatschappelijk verband? Hoe om te gaan met de sterke polarisaties op dit moment in de samenleving? Want je bent ‘voor’ of ‘tegen’. Dit soort aspecten hebben op dit moment ook mijn interesse rond de corona-crisis.
En tegen welke internationale achtergrond speelt dit alles zich af? WHO, WEF, ‘build back better’, ‘the great reset’ etc. Daar hoor ik onze landelijke bestuurlijke leiders eigenlijk (nog) helemaal niet over. Aan dit soort aspecten rond de coronacrisis komt dit boekwerkje minder toe. Maar je kunt nu eenmaal ook niet alles aanduiden. Luddens focus ligt duidelijk op de professionele crisisaanpak en crisiscommunicatie.
Wat is de waarde van het boekje van Ludden op dit moment? Je zou hem ernstig tekort doen en (zijn integere intenties miskennen!) wanneer je hierbij stelt: “De beste stuurlui staan weer aan wal”. Natuurlijk de beheersing van de corona-crisis is uiterst complex. Maar door welke ‘brillen’ wil je hiernaar kijken? En welke vragen kunnen hierbij worden gesteld? Welke verdiepende thema’s zouden moeten worden opgepakt? Ik waardeer Ludden dat hij de opbouwende kritiek nooit schuwt.
Dit lezenswaardig boekwerk levert wat mij betreft zeker een bijdrage aan een discours die over de aanpak van de corona-crisis moet worden opgesteld en waar zeker vanuit crisismanagement veel lering uit valt te halen. Dus: ‘food for thought’ en een ‘mustread’ voor de professional, de bestuurder en andere geïnteresseerden.
Overigens vond ik het uiterst interessant, dat juist de laatste dagen ook een artikel is verschenen van Arjan Kaaks over ‘pleidooi voor een competente overheid’, die op een aantal punten opmerkelijke overeenkomsten vertoont met het in boekvorm gegoten betoog van Ludden hierbij. Het discours erover lijkt langzamerhand opgestart te gaan worden.
En dat lijkt me voor de balans in de samenleving (overheid, media, professionals, bevolking) een goede zaak.
Relevante links: